verkleuren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van verkleuren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		verkleuren			te verkleuren
	toekomend		zullen verkleuren			te zullen verkleuren
voltooid	tegenwoordig		zijn verkleurd			te zijn verkleurd
	toekomend		verkleurd zullen zijn			verkleurd te zullen zijn
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	verkleurend		verkleurd			ev. verkleur	mv. verouderd verkleurt	verkleure
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	verkleur	verkleurt	verkleurt	verkleurt	verkleurt	verkleuren	verkleuren	verkleuren
verleden (o.v.t.)	verkleurde	verkleurde	verkleurde	verkleurde	verkleurde	verkleurden	verkleurden	verkleurden
toekomend (o.t.t.t.)	zal verkleuren	zult/zal verkleuren	zult/zal verkleuren	zult verkleuren	zal verkleuren	zullen verkleuren	zullen verkleuren	zullen verkleuren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou verkleuren	zou verkleuren	zou(dt) verkleuren	zoudt verkleuren	zou verkleuren	zouden verkleuren	zouden verkleuren	zouden verkleuren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben verkleurd	bent verkleurd	bent/is verkleurd	zijt verkleurd	is verkleurd	zijn verkleurd	zijn verkleurd	zijn verkleurd
verleden (v.v.t.)	was verkleurd	was verkleurd	was verkleurd	waart verkleurd	was verkleurd	waren verkleurd	waren verkleurd	waren verkleurd
toekomend (v.t.t.t.)	zal verkleurd zijn	zal/zult verkleurd zijn	zult/zal verkleurd zijn	zult verkleurd zijn	zal verkleurd zijn	zullen verkleurd zijn	zullen verkleurd zijn	zullen verkleurd zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou verkleurd zijn	zou verkleurd zijn	zou/zoudt verkleurd zijn	zoudt verkleurd zijn	zou verkleurd zijn	zouden verkleurd zijn	zouden verkleurd zijn	zouden verkleurd zijn