verhuizer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·hui·zer
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van verhuizen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verhuizer | verhuizers |
verkleinwoord | verhuizertje | verhuizertjes |
Zelfstandig naamwoord
de verhuizer m
- (beroep) iemand die beroepsmatig helpt bij een verhuizing
- ▸ Er bestaat geen betere stad dan Venetië om in aan te komen terwijl er een geliefde op je wacht. Clio was mij vooruitgereisd. We hadden de taken verdeeld. Terwijl het mijn opdracht was geweest om onze oude huizen bezemschoon op te leveren en de laatste formaliteiten af te handelen met de respectievelijke huisbazen, was zij alvast naar Venetië gegaan om ons nieuwe huis aan kant te maken en de verhuizers te ontvangen.[1]
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord verhuizer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verhuizer" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 21
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be