verhuis

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·huis

Werkwoord

vervoeging van
verhuizen

verhuis

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verhuizen
    • Ik verhuis. 
  2. gebiedende wijs van verhuizen
    • Verhuis! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verhuizen
    • Verhuis je? 

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be