verhandelen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van verhandelen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		verhandelen			te verhandelen
	toekomend		zullen verhandelen			te zullen verhandelen
voltooid	tegenwoordig		hebben verhandeld			te hebben verhandeld
	toekomend		verhandeld zullen hebben			verhandeld te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	verhandelend		verhandeld			ev. verhandel	mv. verouderd verhandelt	verhandele
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	verhandel	verhandelt	verhandelt	verhandelt	verhandelt	verhandelen	verhandelen	verhandelen
verleden (o.v.t.)	verhandelde	verhandelde	verhandelde	verhandelde	verhandelde	verhandelden	verhandelden	verhandelden
toekomend (o.t.t.t.)	zal verhandelen	zult/zal verhandelen	zult/zal verhandelen	zult verhandelen	zal verhandelen	zullen verhandelen	zullen verhandelen	zullen verhandelen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou verhandelen	zou verhandelen	zou(dt) verhandelen	zoudt verhandelen	zou verhandelen	zouden verhandelen	zouden verhandelen	zouden verhandelen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb verhandeld	hebt verhandeld	hebt/heeft verhandeld	hebt verhandeld	heeft verhandeld	hebben verhandeld	hebben verhandeld	hebben verhandeld
verleden (v.v.t.)	had verhandeld	had verhandeld	had verhandeld	hadt verhandeld	had verhandeld	hadden verhandeld	hadden verhandeld	hadden verhandeld
toekomend (v.t.t.t.)	zal verhandeld hebben	zal/zult verhandeld hebben	zult/zal verhandeld hebben	zult verhandeld hebben	zal verhandeld hebben	zullen verhandeld hebben	zullen verhandeld hebben	zullen verhandeld hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou verhandeld hebben	zou verhandeld hebben	zou/zoudt verhandeld hebben	zoudt verhandeld hebben	zou verhandeld hebben	zouden verhandeld hebben	zouden verhandeld hebben	zouden verhandeld hebben
onpersoonlijke lijdende vorm verhandeld worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt verhandeld				er is verhandeld
verleden	er werd verhandeld				er was verhandeld
toekomend	er zal verhandeld worden				er zal verhandeld zijn
voorwaardelijk	er zou verhandeld worden				er zou verhandeld zijn
lijdende vorm verhandeld worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		verhandeld worden			verhandeld te worden
	toekomend		verhandeld zullen worden			verhandeld te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		verhandeld zijn			verhandeld te zijn
	toekomend		verhandeld zullen zijn			verhandeld te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word verhandeld	wordt verhandeld	wordt verhandeld	wordt verhandeld	wordt verhandeld	worden verhandeld	worden verhandeld	worden verhandeld
verleden (o.v.t.)	werd verhandeld	werd verhandeld	werd verhandeld	werdt verhandeld	werd verhandeld	werden verhandeld	werden verhandeld	werden verhandeld
toekomend (o.t.t.t.)	zal verhandeld worden	zult verhandeld worden	zult verhandeld worden	zult verhandeld worden	zal verhandeld worden	zullen verhandeld worden	zullen verhandeld worden	zullen verhandeld worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou verhandeld worden	zou verhandeld worden	zou/zoudt verhandeld worden	zoudt verhandeld worden	zou verhandeld worden	zouden verhandeld worden	zouden verhandeld worden	zouden verhandeld worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben verhandeld	bent verhandeld	bent/is verhandeld	zijt verhandeld	is verhandeld	zijn verhandeld	zijn verhandeld	zijn verhandeld
verleden (v.v.t.)	was verhandeld	was verhandeld	was verhandeld	waart verhandeld	was verhandeld	waren verhandeld	waren verhandeld	waren verhandeld
toekomend (v.t.t.t.)	zal verhandeld zijn	zult verhandeld zijn	zult verhandeld zijn	zult verhandeld zijn	zal verhandeld zijn	zullen verhandeld zijn	zullen verhandeld zijn	zullen verhandeld zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou verhandeld zijn	zou verhandeld zijn	zou/zoudt verhandeld zijn	zoudt verhandeld zijn	zou verhandeld zijn	zouden verhandeld zijn	zouden verhandeld zijn	zouden verhandeld zijn