vergankelijk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·gan·ke·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen vergankelijk vergankelijker vergankelijkst
verbogen vergankelijke vergankelijkere vergankelijkste
partitief vergankelijks vergankelijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

vergankelijk

  1. niet blijvend, onderhevig aan verval
    • Hun werk is vluchtig, vergankelijk, niets meer dan een momentopname. [4]
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen