verfpot

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • verf·pot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verfpot verfpotten
verkleinwoord verfpotje verfpotjes

Zelfstandig naamwoord

de verfpotm

  1. ronde pot voor het mengen of opbergen van verf
    • Op de plaats van het misdrijf, dat Israel diep heeft geschokt, werden twee commando-messen gevonden en de verfpot en kwasten waarmee op de binnenmuren van de fabriek leuzen van de moslim-fundamentalistische beweging Hamas waren geklad. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen