verduur

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·duur

Werkwoord

vervoeging van
verduren

verduur

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verduren
    • Ik verduur. 
  2. gebiedende wijs van verduren
    • Verduur! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verduren
    • Verduur je?