verdenk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·denk

Werkwoord

vervoeging van
verdenken

verdenk

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verdenken
    • Ik verdenk. 
  2. gebiedende wijs van verdenken
    • Verdenk! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verdenken
    • Verdenk je?