verblinding
Uiterlijk
- Geluid: verblinding (hulp, bestand)
- ver·blin·ding
- naamwoord van handeling van verblinden met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verblinding | verblindingen |
verkleinwoord |
de verblinding v
- door een te helder licht, dat in de ogen schijnt, andere dingen niet meer kunnen zien
- (figuurlijk) een ding zo helder zien dat men alle andere zaken niet meer kan of wil waarnemen
- ▸ Veerman waarschuwt voor verblinding door korte termijnoplossingen. In het verplicht stellen van een bepaalde afstand tussen intensieve veeteeltbedrijven en woonkernen - de provincie Brabant overweegt die op 500 meter te stellen, dat zou leiden tot verplichte verplaatsing van honderd bedrijven - ziet hij zo'n korte termijnoplossing.[2]
- ▸ Wat een benijdenswaardige verblinding. dacht de dokter.[3]
- [2] verbijstering, begoocheling, waan
1. door een te helder licht, dat in de ogen schijnt, andere dingen niet meer kunnen zien
- Het woord verblinding staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Rinke van den Brink“Cees Veerman: intensieve veeteelt naar industrieterreinen” (04-06-2010), NOS
- ↑ “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028261396