verblijfsadres

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·blijfs·adres
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verblijfsadres verblijfsadressen
verkleinwoord verblijfsadresje verblijfsadresjes

Zelfstandig naamwoord

het verblijfsadreso

  1. adres van de woning waar iemand woont
     Een psychiatrisch deskundige heeft geconstateerd dat de dader lijdt aan paranoïde schizofrenie met waanbeelden. Op het moment van de aanslag was hij alleenstaand en werkloos en had hij geen vast verblijfsadres. Volgens de officier van justitie was hij gefrustreerd over zijn persoonlijke omstandigheden. Hij heeft gedurende het gehele proces gezwegen.[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Levenslang voor man die in 2020 in Trier op voetgangers inreed” (Dinsdag 16 augustus, 22:38), NOS