verbeus
Uiterlijk
- ver·beus
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | verbeus | verbeuzer | verbeust |
verbogen | verbeuze | verbeuzere | verbeuste |
verbeus
- met groot omhaal van woorden, omslachtig geformuleerd, (te) woordenrijk
- Zijn verbeuze betogen hangen me de keel uit.
- Het woord 'verbeus' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.