verbeurte

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·beur·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verbeurte verbeurten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de verbeurtem

  1. het als straf verliezen van bepaalde eigendommen
     Zo werd in 1751 besloten „het kopen en verkopen op zondagen en inzonderheid onder de verkondiging van des Heeren Woorden als nog strikt te verbieden, op poene dat zij die zich daar aan mochten schuldig maken telkens boven verbeurte van de verkochte goederen en waren, vervallen zullen in een boete van een pond vlaams.”[2]
  2. op verbeurte van: met verlies van

Gangbaarheid

27 % van de Nederlanders;
26 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    Reinald Molenaar
    “In de Grote Kerk te Goes zaten vrouwen gevangen” (17-07-2013), Reformatorisch Dagblad
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be