verbazen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·ba·zen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘verwonderen’ voor het eerst aangetroffen in 1658 [1]
  • van bazen "ijlen" met het voorvoegsel ver-: "tot ijlen brengen, onthutsen"
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verbazen
verbaasde
verbaasd
zwak -d volledig

Werkwoord

verbazen

  1. overgankelijk door iets onverwachts gevoelsmatig treffen
    • De plotselinge belangstelling verbaasde hem. 
  2. wederkerend zich ~ over door iets onverwachts gevoelsmatig getroffen worden
    • Hij verbaasde zich over de plotselinge belangstelling. 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen