verankert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·an·kert

Werkwoord

vervoeging van
verankeren

verankert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verankeren
    • Jij verankert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verankeren
    • Hij verankert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verankeren
    • Verankert!