verabsoluteerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·ab·so·lu·teer·de

Werkwoord

vervoeging van
verabsoluteren

verabsoluteerde

  1. enkelvoud verleden tijd van verabsoluteren
    • Ik verabsoluteerde. 
    • Jij verabsoluteerde. 
    • Hij, zij, het verabsoluteerde. 
  2. verbogen vorm van verabsoluteerd, voltooid deelwoord van verabsoluteren