velen/vervoeging
Uiterlijk
vervoeging van de bedrijvende vorm van velen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | velen | te velen | ||||||||
toekomend | zullen velen | te zullen velen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geveeld | te hebben geveeld | ||||||||
toekomend | geveeld zullen hebben | geveeld te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
velend | geveeld | ev. veel |
mv. verouderd veelt |
vele | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | veel | veelt | veelt | veelt | veelt | velen | velen | velen | |||
verleden (o.v.t.) | veelde | veelde | veelde | veelde | veelde | veelden | veelden | veelden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal velen | zult/zal velen | zult/zal velen | zult velen | zal velen | zullen velen | zullen velen | zullen velen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou velen | zou velen | zou(dt) velen | zoudt velen | zou velen | zouden velen | zouden velen | zouden velen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geveeld | hebt geveeld | hebt/heeft geveeld | hebt geveeld | heeft geveeld | hebben geveeld | hebben geveeld | hebben geveeld | |||
verleden (v.v.t.) | had geveeld | had geveeld | had geveeld | hadt geveeld | had geveeld | hadden geveeld | hadden geveeld | hadden geveeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geveeld hebben | zal/zult geveeld hebben | zult/zal geveeld hebben | zult geveeld hebben | zal geveeld hebben | zullen geveeld hebben | zullen geveeld hebben | zullen geveeld hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geveeld hebben | zou geveeld hebben | zou/zoudt geveeld hebben | zoudt geveeld hebben | zou geveeld hebben | zouden geveeld hebben | zouden geveeld hebben | zouden geveeld hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geveeld worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geveeld | er is geveeld | |||||||||
verleden | er werd geveeld | er was geveeld | |||||||||
toekomend | er zal geveeld worden | er zal geveeld zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geveeld worden | er zou geveeld zijn | |||||||||
lijdende vorm geveeld worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geveeld worden | geveeld te worden | ||||||||
toekomend | geveeld zullen worden | geveeld te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geveeld zijn | geveeld te zijn | ||||||||
toekomend | geveeld zullen zijn | geveeld te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geveeld | wordt geveeld | wordt geveeld | wordt geveeld | wordt geveeld | worden geveeld | worden geveeld | worden geveeld | |||
verleden (o.v.t.) | werd geveeld | werd geveeld | werd geveeld | werdt geveeld | werd geveeld | werden geveeld | werden geveeld | werden geveeld | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geveeld worden | zult geveeld worden | zult geveeld worden | zult geveeld worden | zal geveeld worden | zullen geveeld worden | zullen geveeld worden | zullen geveeld worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geveeld worden | zou geveeld worden | zou/zoudt geveeld worden | zoudt geveeld worden | zou geveeld worden | zouden geveeld worden | zouden geveeld worden | zouden geveeld worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geveeld | bent geveeld | bent/is geveeld | zijt geveeld | is geveeld | zijn geveeld | zijn geveeld | zijn geveeld | |||
verleden (v.v.t.) | was geveeld | was geveeld | was geveeld | waart geveeld | was geveeld | waren geveeld | waren geveeld | waren geveeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geveeld zijn | zult geveeld zijn | zult geveeld zijn | zult geveeld zijn | zal geveeld zijn | zullen geveeld zijn | zullen geveeld zijn | zullen geveeld zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geveeld zijn | zou geveeld zijn | zou/zoudt geveeld zijn | zoudt geveeld zijn | zou geveeld zijn | zouden geveeld zijn | zouden geveeld zijn | zouden geveeld zijn |