velddag

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

velddag
Uitspraak
Woordafbreking
  • veld·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord velddag velddagen
verkleinwoord velddagje velddagjes

Zelfstandig naamwoord

de velddagv / m

  1. dag dat men in de buitenlucht het veld intrekt
     Tijdens de velddag van stichting StalEsch gingen boeren en verschillende organisaties die betrokken zijn bij het natuurbehoud het gebied van Zuid-Eschmarke in. Dit allemaal ten behoeve van de boomkikker.[2]

Gangbaarheid

72 % van de Nederlanders;
64 % van de Vlamingen.[3]


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron “Natuurbehoud voor de boomkikker in Enschede” (05-10-2015), Tubantia
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be