veelpotig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • veel·po·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen veelpotig veelpotiger veelpotigst
verbogen veelpotige veelpotigere veelpotigste
partitief veelpotigs veelpotigers -

Bijvoeglijk naamwoord

veelpotig

  1. (zoötomie) met een groot aantal ledematen of vergelijkbare uitsteeksels
     Zo is mijn nieuwe verzamelen begonnen. Insecten en verwant gedierte. Een gave mestkever, een paar schorpioenen, een veelpotig wormachtig wezen en een gemummificeerd muisje.[3]
     Neem de rups, die je van een kwetsbare plant verwijdert en zolang even op de rand van een emmer plaatst. Veelpotig pakt hij die rand vast, en loopt golvend een cirkel over die rand.[4]
  2. (figuurlijk) met een groot aantal uiteenlopende vaardigheden of bezigheden
     Tijdens de behandeling van zijn begroting zei Verhagen dat het ministerie geen „veelpotige subsidiefabriek’’ wil zijn.[5]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. veelpotig op website: Etymologiebank.nl
  3. Bronlink geraadpleegd op 20 augustus 2022 Weblink bron
    S. Montag
    “Verzamelaars” (25 juni 2011) op nrc.nl op Wikipedia
  4. Bronlink geraadpleegd op 20 augustus 2022 Weblink bron
    Frans van der Helm
    “Dick Francis in de insectenwereld” (22 januari 1999) op nrc.nl op Wikipedia
  5. Bronlink geraadpleegd op 20 augustus 2022 Weblink bron
    Cees Banning
    “'Bezuinigen is ontoelaatbaar'” (26 november 2010) op nrc.nl op Wikipedia