veeg

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • veeg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord veeg vegen
verkleinwoord veegje veegjes

Zelfstandig naamwoord

veeg v/m

  1. klap
  2. vlek ontstaan door vegen
  3. slag of streek
Uitdrukkingen en gezegden

[3] "slag of streek"

  • Een veeg uit de pan krijgen
Zwaar beschimpt of berispt worden
enkelvoud meervoud
naamwoord veeg vegen
verkleinwoord veegje veegjes

Zelfstandig naamwoord

veeg v

  1. een lastige en venijnige vrouw
Synoniemen
Afgeleide begrippen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen veeg veger veegst
verbogen vege vegere veegste
partitief veegs vegers -

Bijvoeglijk naamwoord

veeg

  1. niets goeds voorspellend
    • Dat is een veeg teken. 
  2. (verouderd) bijna dood
  3. (verouderd) zwak
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden

[1] "niets goed voorspellend"

  • Een veeg teken
Een slecht voorteken

[3] "zwak"

  • Het vege lijf [trachten te] redden
Voor een gevaar vluchten, zichzelf in veiligheid brengen

Werkwoord

vervoeging van
vegen

veeg

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vegen
    • Ik veeg. 
  2. gebiedende wijs van vegen
    • Veeg! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vegen
    • Veeg je? 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[8]

Verwijzingen