vedelen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ve·de·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vedelen
vedelde
gevedeld
zwak -d volledig

Werkwoord

vedelen

  1. inergatief (muziek) op een vedel spelen
    • Op de muziekbijeenkomst voor Oude Muziek werd uitbundig gevedeld en kromhoorn gespeeld. 
  2. inergatief (muziek) met een viool volksmuziek spelen, al of niet voor geld
    • Nooit heeft hij 't brood gebedeld,
      Ofschoon dat meerder won;
      Hij heeft er om gevedeld
      Tot hij 't ontberen kon.[1]
       

Gangbaarheid

23 % van de Nederlanders;
29 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Een speelman
    P.J. v.d. Noordaa
    Zaanlandsch jaarboekje voor het jaar 1853.
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be