vaststelt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vast·stelt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
vaststellen |
vaststelt
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vaststellen
- ... dat jij vaststelt.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vaststellen
- ... dat hij vaststelt.