Naar inhoud springen

vastslaan

Uit WikiWoordenboek
  • vast·slaan

vastslaan [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vastslaan
sloeg vast
vastgeslagen
klasse 6 volledig
  1. overgankelijk met een slaande beweging iets bevestigen
    • De lander had een paar harpoenen moeten afschieten, die als een soort tentharingen de verkenner hadden moeten vastslaan aan het oppervlak, maar dat systeem werkte niet. [2] 
    • Vroeger stond bij ons thuis een boekje over hengelsport in de kast dat heette Vastslaan en strakhouden, en dat deden ze. [3] 
85 %van de Nederlanders;
83 %van de Vlamingen.[4]