vastgoedcrisis

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vast·goed·cri·sis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vastgoedcrisis vastgoedcrisissen
vastgoedcrises
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vastgoedcrisisv

  1. (economie) plotseling ontstane problemen in de vastgoedbranche
     ING, Rabobank, ABN Amro en Bank Nederlandse Gemeenten zijn, net als andere Europese banken, van top tot teen doorgelicht door de Europese Banken Autoriteit (EBA). Het resultaat laat zien dat alle Nederlandse banken een economisch slechte situatie aankunnen. Bijvoorbeeld een plotselinge stijging van de werkloosheid, een vastgoedcrisis of een schokgolf op de aandelenmarkten.[1]
     Aandeelhouders werd destijds een te rooskleurig beeld voorgehouden over de impact van de Amerikaanse vastgoedcrisis en de financiële positie van de bank. De bank viel om en moest uiteindelijk gered worden door de Belgische en Nederlandse staat. De aandeelhouders hadden het nakijken.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 29 september 2022 Weblink bron “Nederlandse banken bestand tegen 'zwaar weer'” (Vrijdag 29 juli 2016), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 29 september 2022 Weblink bron “Voormalige topbankiers Fortis niet vervolgd” (Donderdag 20 december 2018), NOS