vastgoedcrisis
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vast·goed·cri·sis
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vastgoed zn en crisis zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vastgoedcrisis | vastgoedcrisissen vastgoedcrises |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de vastgoedcrisis v
- (economie) plotseling ontstane problemen in de vastgoedbranche
- ▸ ING, Rabobank, ABN Amro en Bank Nederlandse Gemeenten zijn, net als andere Europese banken, van top tot teen doorgelicht door de Europese Banken Autoriteit (EBA). Het resultaat laat zien dat alle Nederlandse banken een economisch slechte situatie aankunnen. Bijvoorbeeld een plotselinge stijging van de werkloosheid, een vastgoedcrisis of een schokgolf op de aandelenmarkten.[1]
- ▸ Aandeelhouders werd destijds een te rooskleurig beeld voorgehouden over de impact van de Amerikaanse vastgoedcrisis en de financiële positie van de bank. De bank viel om en moest uiteindelijk gered worden door de Belgische en Nederlandse staat. De aandeelhouders hadden het nakijken.[2]
Gangbaarheid
- Het woord vastgoedcrisis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Nederlandse banken bestand tegen 'zwaar weer'” (Vrijdag 29 juli 2016), NOS
- ↑ Weblink bron “Voormalige topbankiers Fortis niet vervolgd” (Donderdag 20 december 2018), NOS