vastberadenheid
Uiterlijk
- vast·be·ra·den·heid
- afgeleid van vastberaden met het achtervoegsel -heid[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vastberadenheid | |
verkleinwoord |
de vastberadenheid v
- zonder op besluiten terug te komen
- Op het bordje aan de voet van de boom schrijft de Society of European Affairs Professionals: *“Belangrijke kwesties moeten worden opgelost via discussie en besluitvorming, met vastberadenheid, geduld en toewijding. [2]
- Zijn bewegingen zijn resoluut, zijn kin is hoog geheven. Wat Albert vooral ziet, is de heldere en directe blik van de luitenant. Een en al vastberadenheid. Opeens wordt hem alles duidelijk, alles. [3]
- ▸ Vooral de kracht en vastberadenheid van dit jonge meisje om anderen te helpen vond ik indrukwekkend.[4]
- Het woord vastberadenheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vastberadenheid" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ https://commons.wikimedia.org/wiki/File:LobbyboomBrusselIMG2092.jpg
- ↑ Lemaitre, Pierre"Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 20
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be