varend

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • va·rend

Werkwoord

vervoeging van: varen
verbogen vorm: varende

varend

  1. onvoltooid deelwoord van varen
Hyponiemen
stellend
onverbogen varend
verbogen varende
partitief varends

Bijvoeglijk naamwoord

varend [1]

  1. bezig met varen
    • Een vlak langs het Vlissingse Badstrand varend schip heeft vanavond rond 19.10 uur voor paniek bij badgasten gezorgd. Zeker zeven mensen werden het water in getrokken. Drie mensen, waaronder twee kinderen van 3 en 5 jaar, zijn ter controle naar het ziekenhuis gebracht. [2] 
    • Veertig minuten later maakte een andere - in Engeland gevestigde en onder Liberiaanse vlag varende - olietanker een scherpe koerswijziging richting de Iraanse kust. [3] 
Anagrammen


Gangbaarheid


Verwijzingen