vaporiseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • va·po·ri·seert

Werkwoord

vervoeging van
vaporiseren

vaporiseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vaporiseren
    • Jij vaporiseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vaporiseren
    • Hij vaporiseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van vaporiseren
    • Vaporiseert!