vanglijn

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vang·lijn
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vanglijn vanglijnen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vanglijnv / m

  1. een touw waarmee men boten of andere vaartuigen kan belemmeren verder te varen
    • De eb-en-vloedstroming onder de schuiven is behoorlijk sterk, weet de technicus. „Dat leidde al in 1987 tot een gevaarlijke situatie, toen het bootje van een sportvisser tijdens opkomend water vlak bij de pijlerdam terechtkwam. De sterke stroming trok het vaartuig onder de schuif door. De kajuit werd volledig gekraakt. De mannen waren languit gaan liggen; ze mankeerden niets. Mogelijk hadden ze na afloop wel hun broek vol”, lacht Lindenbergh. Sindsdien ligt er voor de pijlerdam een vanglijn om boten tegen te houden. [3] 
  2. touw gebruikt bij het afmeren van een vaartuig
  3. touw waarmee men een bijboot kan voortslepen
Vertalingen

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen