valsspeelt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vals·speelt

Werkwoord

vervoeging van
valsspelen

valsspeelt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van valsspelen
    • ... dat jij valsspeelt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van valsspelen
    • ... dat hij valsspeelt.