vakantieplan
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- va·kan·tie·plan
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vakantie en plan
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vakantieplan | vakantieplannen |
verkleinwoord | vakantieplannetje | vakantieplannetjes |
Zelfstandig naamwoord
het vakantieplan o
- wat je hebt voorgenomen om de gaan doen op vakantie
- Vader en moeder hadden culturele vakantieplannen waar de pubers helemaal geen zin in hadden.
- Door het overlijden van opa moesten alle vakantieplannen worden veranderd.
Gangbaarheid
- Het woord vakantieplan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.