vaccindosis

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vac·cin·do·sis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vaccindosis vaccindoses
vaccindosissen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vaccindosisv

  1. (medisch) de hoeveelheid van een vaccin die per vaccinatie gekregen wordt
    • De Europese Commissie hoopt over een aantal maanden goedkoop miljoenen vaccindoses beschikbaar te hebben.