vaalwit

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vaal·wit
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen vaalwit vaalwitter vaalwitst
verbogen vaalwitte vaalwittere vaalwitste
partitief vaalwits vaalwitters -

Bijvoeglijk naamwoord

vaalwit [1]

  1. een niet heldere vorm van wit
    • Hoewel de chipsbakkers niet onvriendelijk willen doen tegen de concurrent, leggen ze graag de verschillen bloot. De Zeeuw: „Onze chips hebben nog die natuurlijke, gele kleur van aardappels. Terwijl andere chips vaak vaalwit zijn. De gele kleur komt doordat we de chips van eigen aardappels maken, waarover we altijd de controle houden.” [2] 
    • Afrikaanse jongens rennen af en aan met neplederen tasjes die ze, bijeengehouden in een vaalwit laken, over hun schouder dragen. Wie het waagt om zijn baal met koopwaar op de straathoek van een concurrent uit te stallen kan rekenen op een pak slaag. [3] 
    • Behalve vele vrienden heeft appeltaart immers ook wat vijanden, waarvan de magnetron, margarine en meligheid de ergste zijn. Melig zijn de appeltaarten met een vulling die oogt als de vloertegels in een goedkope supermarkt, bruinbeige gestolde appelmoes met hier een daar een vaalwit brokje appel. Een lekkere appeltaart maak je natuurlijk met boter, niet met een inferieur smakende vetsoort. En opwarmen in de magnetron ruïneert de knapperigheid van de beste korst. [4] 
Synoniemen

Gangbaarheid

84 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Reformatorisch Dagblad Jaap Kanters 30-06-2006 Aardappeltelers zelf de boer op met chips
  3. NRC Tijn Sadée 13 november 2007 Atheense Agora is nu van immigranten
  4. NRC Joep Habets 1 november 2008 Vriend en vijand
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be