Naar inhoud springen

vågnad

Uit WikiWoordenboek
  • våg·nad
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   vågnad     vågnaden     vågnader     vågnadene  
genitief   vågnads     vågnadens     vågnaders     vågnadenes  

vågnad, m

  1. moed, risico, wagstuk


  • våg·nad
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   vågnad     vågnaden     vågnadar
vågnader  
  vågnadane
vågnadene  

vågnad, m

  1. moed, risico, wagstuk
    «Det er vågnad ved å vera med — det er uærleg å segja noko anna.»
    Het is een waagstuk betrokken te zijn - het is oneerlijk om iets anders te zeggen.