uso
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- uso
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | uso | uso's |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
uso o
- (handel) standaardtermijn waarbinnen een wissel betaald moet worden
- ▸ ⧖ Men merkt altyd den tyd aan, waar op de Wisselbrieven moesten betaald worden, welke op vier manieren is. De eerste is, wanneer de Brieven een betaling op zo vele dagen zicht mede brengen. De twede het betalen op genoemden dag; dat is, by voorbeeld den 10 Mei, of enen anderen dag. De derde is, op een uso, of twe. Uso betekent een maand. De vierde op zicht, dat is, dat de Wisselbrieven door hen, op wien ze getrokken zyn, op ’t ogenblik moeten worden betaald, waar op ze hun vertoond worden.[4]
- (juridisch) (verouderd) handelsgebruik dat zo gangbaar is dat het als een wettelijke norm beschouwd kan worden
- ▸ ⧖ Ende opdat dese ordre ende andre g'emaneerde placcaten doch te beter souden mogen worden gemainteneert, is goetgevonden den bij d.E. Heer Van Goens gesteld ende beëdichden secretaris deses Raedts, Abraham Gabbema, bij desen op approbatie ende nader goetvinden onser Heeren Meesters te substitueren tot fiscus ende lantschout provisioneel ende hem te laten genieten d' emolumenten naer uso daertoe staende, om te beter op alles te mogen toesien.[5]
Hyperoniemen
- [1] betalingstermijn
- [2] gewoonterecht
Typische woordcombinaties
- [2] naar uso
Uitdrukkingen en gezegden
- [2] a usozoals gebruikelijk
Gangbaarheid
- Het woord 'uso' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "uso" herkend door:
13 % | van de Nederlanders; |
26 % | van de Vlamingen.[6] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ uso op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "uso" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Weblink bron
M. Noel Chomel (vert. Jan Lodewyk Schuer & A.H. Westerhof)“Huishoudelyk woordboek, Vervattende vele middelen om zyn goed te vermeerderen, en zyne gezondheid te behouden, Met verscheiden wisse en beproefde middelen.” (1743), S. Luchtmans/H. Uytwerf, Leiden/Amsterdam, p. p. 1348/1349 op - ↑
Weblink bron
Jan van Riebeeck (eds. D.B. Bosman en H.B. Thom)“Daghregister. Deel 2. 1656-1658.” (1955), A.A. Balkema, Kaapstad, p. 145 op - ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Baskisch
Zelfstandig naamwoord
uso
Spaans
Werkwoord
vervoeging van |
---|
usar |
uso
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van usar
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 3
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Handel in het Nederlands
- Juridisch in het Nederlands
- Verouderd in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 13 %
- Prevalentie Vlaanderen 26 %
- Woorden in het Baskisch
- Zelfstandig naamwoord in het Baskisch
- Duifachtigen in het Baskisch
- Vogels in het Baskisch
- Woorden in het Spaans
- Woorden in het Spaans van lengte 3
- Werkwoordsvorm in het Spaans