urineert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uri·neert

Werkwoord

vervoeging van
urineren

urineert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van urineren
    • Jij urineert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van urineren
    • Hij urineert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van urineren
    • Urineert!