updateten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • up·date·ten

Werkwoord

vervoeging van
updaten

updateten

  1. meervoud verleden tijd van updaten
    • Wij updateten. 
    • Jullie updateten. 
    • Zij updateten. 

Gangbaarheid

44 % van de Nederlanders;
55 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be