universaliteit
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- uni·ver·sa·li·teit
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van universeel of universaal met het achtervoegsel -iteit [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | universaliteit | universaliteiten |
verkleinwoord | universaliteitje | universaliteitjes |
Zelfstandig naamwoord
- geldigheid voor al het genoemde, algemeenheid, alomvattendheid
- (wiskunde) Universaliteit betekent in de wiskunde en logica dat een eigenschap voor alle elementen van een verzameling geldt
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord universaliteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "universaliteit" herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ universaliteit op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be