uitzweet

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·zweet

Werkwoord

vervoeging van
uitzweten

uitzweet

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzweten
    • ... dat ik uitzweet. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzweten
    • ... dat jij uitzweet. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzweten
    • ... dat hij uitzweet. 

Gangbaarheid