uitzendkracht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·zend·kracht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord uitzendkracht uitzendkrachten
verkleinwoord uitzendkrachtje uitzendkrachtjes

Zelfstandig naamwoord

de uitzendkrachtv / m

  1. iemand de werk via een uitzendbureau
    • Met het voortijdig ontslaan van uitzendkrachten proberen bedrijven op grote schaal de nieuwe ontslagregels te ontlopen die op 1 juli 2015 ingaan in Nederland. [1] 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen