uitwonen
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- uit·wo·nen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitwonen |
woonde uit |
uitgewoond |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
uitwonen
- overgankelijk door nonchalante bewoning en slecht onderhoud verslijten, doen vervallen
- Het huis uitwonen.
- onovergankelijk niet intern verblijven, wonen (in het bijzonder: overnachten) op een andere plaats dan verwacht wordt van de leden van een bepaald gezin of verband
- Hij werd dus, op zijn 16e jaar, gescheiden van zijne ouders, broeders en zusters, van zijn huis en hof; Rolleweg en veste en molen, stad en Dunecollege moest hij verlaten, om te gaan uitwonen, half knecht, half leerling, in 't onbekende. [2]
- overgankelijk (seksualiteit) (figuurlijk) met iemand lang en heftig seks hebben totdat die lichamelijk uitgeput is
- ▸ Ik lees al een aantal dagen over bareback-feesten. Dat zijn partijtjes waarop condoomloze homo’s elkaar stevig uitwonen. Alles mag en als dat soort homo’s zegt alles, dan bedoelen ze ook alles.[3]
Gangbaarheid
- Het woord uitwonen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "uitwonen" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
63 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Walgrave, A.Het leven van Guido Gezelle, Vlaamschen priester en dichter deel 1 (1923) Maatschappij voor goede en goedkoope lectuur, Amsterdam; p. 43; geraadpleegd 2015-07-17
- ↑
Weblink bron
Youp van ’t Hek“Darkroom” (26 februari 2005) op nrc.nl - ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Onovergankelijk werkwoord in het Nederlands
- Seksualiteit in het Nederlands
- Figuurlijk in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 96 %
- Prevalentie Vlaanderen 63 %