uitvraagt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·vraagt

Werkwoord

vervoeging van
uitvragen

uitvraagt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvragen
    • ... dat jij uitvraagt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvragen
    • ... dat hij uitvraagt. 

Gangbaarheid