uitverkoopt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·ver·koopt

Werkwoord

vervoeging van
uitverkopen

uitverkoopt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitverkopen
    • ... dat jij uitverkoopt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitverkopen
    • ... dat hij uitverkoopt.