uitstoffen

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·stof·fen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

uitstoffen [2]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitstoffen
stofte uit
uitgestoft
zwak -t volledig
  1. verwijderen van stof
    • Ik bleek een gevarieerd aantal taken te hebben. Ze bestonden in het uitstoffen van de grondjes van de klerenkasten, het schoonwrijven met in spiritus gedoopte proppen krantenpapier van de glazen vitrines waarin dromen van avondtoiletten de aandacht trokken, en het assisteren van de verkoopsters en de cheffin van mijn afdeling, die door respectievelijk een zwarte japon met een wit kraagje en een bruine japon met een beige kraagje uit elkaar waren te houden. [3] 
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen