uitsteeksel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: uitsteeksel (hulp, bestand)
- IPA: /'œytsteksəl/
Woordafbreking
- uit·steek·sel
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van uitsteken met het achtervoegsel -sel[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | uitsteeksel | uitsteeksels |
verkleinwoord | uitsteekseltje | uitsteekseltjes |
Zelfstandig naamwoord
het uitsteeksel o
- iets wat uitsteekt ten opzichte van zijn omgeving
- Kies een zo rond mogelijke helm, daardoor worden hoekversnellingen gereduceerd. Vermijd dus uitstulpingen, uitsteeksels en andere versieringen, zoals een haaienvin of hoorns.[2]
- Volgens Jitinder Malhotra, de directeur van het ziekenhuis, ging het om de vreemdste operatie uit zijn inmiddels 20-jarige carrière. ,,Nadat we de patiënt meermaals hadden gescand dachten we dat hij een gezwel in zijn maag had. Op de foto's zagen we een grote zwarte vlek met puntige uitsteeksels die we niet thuis konden brengen.[3]
Hyponiemen
Hyponiemen
- botuitsteeksel, jukuitsteeksel, kroonuitsteeksel, ravenbeksuitsteeksel, rotsuitsteeksel, werveluitsteeksel
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord uitsteeksel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitsteeksel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard 4 SEPTEMBER 2017
- ↑ Tubantia Tom Tates 11-JANUARI-2017,
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -sel in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %