uitspugen
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- uit·spu·gen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van uit bw en spugen ww
Werkwoord
uitspugen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitspugen |
spoog uit spuugde uit |
uitgespogen uitgespuugd |
klasse 2
zwak -d |
volledig |
- iets met kracht uit je mond laten gaan zonder je handen te gebruiken
- Pink kreeg na haar uitvoering van het Amerikaanse volkslied bij de Super Bowl de nodige kritiek, omdat ze vlak voor het optreden haar kauwgom uitspuugde om het veld. Volgens de muzikante ligt het verhaal echter anders.[2]
- Ik leerde hem kennen op een foodbeurs. We stonden allebei iets te proeven, ik wilde het uitspugen en hij zag dat. We schoten in de lach en raakten aan de praat over eten, wijn, reizen. Mijn vriendinnen lieten mij lekker kletsen; ze wisten dat ik al jaren zonder liefde zat en gunden me deze flirt. Maar het was meer dan een flirt. Veel meer.[3]
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord uitspugen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "uitspugen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf 05 feb. 2018
- ↑ de Telegraaf 02 apr. 2017
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Sterk werkwoord klasse 2 in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 93 %