uitschieter

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·schie·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord uitschieter uitschieters
verkleinwoord uitschietertje uitschietertjes

Zelfstandig naamwoord

de uitschieterm

  1. een waarneming die niet bij de overige lijkt te passen
  2. iets of iemand die heel veel beter of slechter is dan de rest, een prestatie die heel veel beter of slechter is dan de resultaten die men gewoonlijk behaalt
    • Sommige erfpachters met een lage buurstraatquote zijn dan ook blij met een laag voorstel, maar er zijn forse uitschieters aan de bovenkant. Zoals de 250.000 euro van Zikkenheimer, die vreest te moeten verhuizen. Van der Burg houdt tot nu toe echter vast aan de buurtstraatquote en de WOZ-waarde, beiden aangeraden door een commissie van experts. [3] 
    • Het dier legde de afstand af met soms erg hoge snelheden. Gemiddeld liep ze 46,3 kilometer per dag, maar op sommige dagen wist de vos veel grotere afstanden af te leggen, met een uitschieter van 155 kilometer. Waarschijnlijk gebruikte ze die dag het zee-ijs ‘als vervoersmiddel'. [4] 
     Bonnie is met windsnelheden tussen de 60 en 80 kilometer per uur nu nog een tropische storm van de zwakste categorie, zegt Geijs, hoewel er uitschieters naar boven mogelijk zijn. De lokale autoriteiten hebben echter uit voorzorg een stormwaarschuwing (Code Rood) gegeven.[5]
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. uitschieter op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. NRC Tim Wagemakers 24 februari 2017
  4. Tubantia Kees Graafland 02-07-19 Poolvos doet het onmogelijke: loopt in recordtijd van Noorwegen naar Canada
  5. Bronlink geraadpleegd op 29 juni 2022 Weblink bron “Paniek op Curaçao door mogelijk eerdere aankomst tropische storm Bonnie” (29 juni 2022), NU.nl
  6. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be