uitoefenden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: uitoefenden (hulp, bestand)
Woordafbreking
- uit·oe·fen·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitoefenen |
uitoefenden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van uitoefenen
- ...dat wij uitoefenden.
- ...dat jullie uitoefenden.
- ...dat zij uitoefenden.
- ...dat wij uitoefenden.