uitoefenbaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- uit·oe·fen·baar
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van uitoefenen met het achtervoegsel -baar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | uitoefenbaar | uitoefenbaarder | uitoefenbaarst |
verbogen | uitoefenbare | uitoefenbaardere | uitoefenbaarste |
partitief | uitoefenbaars | uitoefenbaarders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
uitoefenbaar
- dat iets gebruikt of gedaan kan worden
- Zijn stemrecht is niet uitoefenbaar als hij tijdens de verkiezingen niet in Nederland is.
Gangbaarheid
- Het woord 'uitoefenbaar' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.