uitlopen
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- uit·lo·pen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van uit bw en lopen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitlopen |
liep uit |
uitgelopen |
klasse 7 | volledig |
Werkwoord
uitlopen
- ergatief lopend een ruimte verlaten
- Hij is woedend de kamer uitgelopen.
- ergatief nieuwe takjes en blaadjes krijgen
- De lente is vroeg en bomen lopen al uit.
- ergatief langer duren dan verwacht
- De vergadering liep uit.
- ergatief ~ op: resulteren in iets, als gevolg hebben
- Dat is uitgelopen op een grote nederlaag.
- iets wandelend volbrengen
- ▸ Ik heb ver genoeg gelopen om te weten dat ik het kan uitlopen en ga het over een aantal jaar met de kinderen afmaken.[1]
- de afstand vergroten
- Ondanks mijn goede conditie liep hij toch op mij uit.
Synoniemen
Antoniemen
- [1] inlopen
Uitdrukkingen en gezegden
- Faliekant uitlopen (mislukken).
- Uitlopen op iemand.
Vertalingen
2. nieuwe takjes en blaadjes krijgen
Gangbaarheid
- Het woord uitlopen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "uitlopen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Tim Voors “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Sterk werkwoord klasse 7 in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Ergatief werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %