uitlijnen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·lij·nen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitlijnen
lijnde uit
uitgelijnd
zwak -d volledig

Werkwoord

uitlijnen [2] [3]

  1. (werktuigbouwkunde) overgankelijk zodanig stellen dat ze in een gewenste stand staan
  2. overgankelijk in of op één lijn brengen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen