uitlachten
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: uitlachten (hulp, bestand)
Woordafbreking
- uit·lach·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitlachen |
uitlachten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van uitlachen
- ...dat wij uitlachten.
- ...dat jullie uitlachten.
- ...dat zij uitlachten.
- ...dat wij uitlachten.